Doortrapt

kritisch kijkende honden

Inmiddels ben ik best wat gewend als het gaat om sneaky onderwater-spionage-gedrag van websites. Maar ik dacht eigenlijk dat ik mezelf daar behoorlijk tegen had beschermd. Toch ben ik pas weer even met beide benen op de grond gezet. En natuurlijk weer door Facebook, wie anders.

Op Facebook krijg je doorlopend mensen aangeboden als potentiële vrienden. Meestal zijn dat vrienden-van-vrienden of mensen met wie je een school, woonplaats of werkgever deelt. Tot een paar weken terug kon ik de voorgestelde mensen dus ook prima plaatsen (hoewel ik nooit een vriendschapsverzoek heb verstuurd). Maar… opeens verschenen allerlei zakelijke (LinkedIn-)connecties in de lijst! Die zag ik echt niet aankomen.

Natuurlijk heb ik meteen gezocht hoe dat kan zijn gekomen, op basis van wat ik weet van Facebook en zijn algoritmes.

  • Het meest voor de hand liggend: uit de contactenlijsten van mijn connecties, via de Facebook-app of uit Whats app, die toegang hebben tot je adressenboek? Maar in dit geval kan dat niet, want het e-mailadres waarmee ik mijn Facebook-account heb aangemaakt is volstrekt uniek en gebruik ik nergens anders voor.
  • Via mijn telefoonnummer dan? LinkedIn heeft die wel, maar Facebook heb ik hem nooit gegeven (net nog even gecheckt in mijn Facebook-archief), dus dat kan het ook niet zijn.
  • Via gedeelde connecties? Nee, zijn er niet.
  • Via locaties waar we allebei zijn geweest of scholen waar we allebei op hebben gezeten? Kan niet, ik heb geen locaties of scholen ingevuld.
  • Via gedeelde ip-adressen, dus dat je allebei vanaf hetzelfde ip-adres op Facebook komt? Nee, veel van die connecties heb ik al jaren niet meer gezien en wonen aan de andere kant van het land.
  • Omdat ze op mijn Facebook-profiel hebben gekeken? Lijkt me sterk, opeens allemaal zakelijke connecties tegelijkertijd. En daarbij laat Facebook kijkers op je profiel voor zover ik weet juist níet zien, om nieuwsgierige gluurders niet af te stoten.

Veel verder dan deze opties kwamen de reacties op dezelfde vraag op het Facebook-forum ook niet.

Eigenlijk is de enige relevante informatie die Facebook kan gebruiken om te zoeken mijn naam en bedrijfsnaam, de rest heb ik niet ingevuld. Het laatste wat ik nu nog kan bedenken, is dat Facebook met die gegevens in de hand is gaan zoeken bij andere social media en vervolgens mijn connectieslijst van LinkedIn heeft gekocht, om mij zo dieper het Facebook-moeras in te trekken.

Maar ik blijf zitten met vragen. Doet Facebook dat bij iedereen, of alleen bij mensen waarvan een algoritme vindt dat ze te weinig inloggen en posten? En waarom zou LinkedIn zijn pot met goud (de connectielijsten) verkopen aan de concurrent?

Hoe dan ook zou dit natuurlijk reden 1581 moeten zijn om Facebook definitief de rug toe te keren. Maar ja, hoe ontdek ik dan hoe doortrapt dit soort bedrijven in elkaar zit?

UPDATE: ik bedenk net nog een andere optie – de meest waarschijnlijke: een deel van mijn Facebook-vrienden heeft mijn telefoonnummer wél en zullen die aan Facebook hebben doorgespeeld als onderdeel van de “Handig! Een app!”-boobytrap.LinkedIn Sync

En vervolgens hebben de mensen die ik nu zie op Facebook waarschijnlijk via de LinkedIn-app hun connecties – en daarmee mijn telefoonnummer – (per ongeluk?) gesynchroniseerd in hun telefoon of tablet, waarna Facebook erbij kon en tadaaa: opeens kan mijn telefoonnummer in hun telefoon toch nog de match zijn. Brrrr…

En ook op Quora kwam dit antwoord op, maar dan andersom:

sync

 

Postume online puinhopen

Grootmoeders internetwijsheid 13

Waarschijnlijk nemen we ons onbewust allemaal wel voor om ook 2014 levend door te komen. Maar er kan natuurlijk altijd iets tussen komen…

En als je dan noodlottig om het leven komt bij een opperst onnozel ongeluk, is het voor de nabestaanden, vrienden, collega’s en vage kennissen geen pretje om tot het einde der tijden jouw laatste post over die Darwin award-nominatie te moeten zien op Facebook. Of na een dodelijke voedselvergiftiging die sfeervolle Instagram-foto’s van die oesters, die bleken te wemelen van de agressieve bacteriën .

Om deze reden is het slim om iets geregeld te hebben, zodanig dat je nabestaanden na je dood je social media accounts makkelijk kunnen verwijderen of aanpassen.

Daarom deze nieuwe grootmoeders internetwijsheid:

Natuurlijk zorg je ervoor dat je geen online puinhoop achterlaat na je overlijden.

Je kunt hier een enorme big deal van maken. Er zijn zelfs notarissen die tegen betaling voor jou je passwords in hun (online) kluis willen bewaren. Of dienstverleners die jouw wensen vastleggen of zelfs willen uitvoeren. Maar erg praktisch en/of veilig is dit niet.

Volgens mij kun je dit in een uurtje zelf regelen. Allereerst: schrijf in één A4’tje op wat je wil dat er gebeurt met je accounts. Bijvoorbeeld:

  • Instagram: één maand een bericht van overlijden op profielpagina, daarna verwijderen
  • E-mail: afwezigheidsassistent, na zes maanden sluiten
  • Facebook: omzetten in online herdenkingsplek (dit kan Facebook trouwens ook doen na invullen van een formulier)
  • Twitter: direct verwijderen
  • enzovoort…

Dit document zet je ergens in de cloud (bij Google, Dropbox of de iCloud) en deel je met bijvoorbeeld je partner, je beste vriend, je ouders of allemaal.

Om er vervolgens voor te zorgen dat ze ook daadwerking je wensen kunnen uitvoeren zonder overal legitimatiebewijzen en overlijdenscertificaten heen te sturen, stop je al je passwords in een passwordkluis.

Zelf vind ik Keepass en Lastpass erg fijn en veilig, hoewel je dat nooit helemaal zeker weet. Bijkomend voordeel van dit op deze manier regelen: je kunt vervolgens makkelijk overal een uniek en sterk password voor gebruiken: de software onthoudt het voor je. Erg praktisch.

Het enige wat je dan nog hoeft te doen, is de inloggegevens van je computer en je passwordkluis aan iemand te geven. Een veilige manier daarvoor is: geef twee mensen die je vertrouwt ieder de helft van je passwords (of de één een versleutelde versie en de ander de sleutel). Dan kan nooit één persoon (een inbreker, een nieuwsgierig aagje, een jaloerse ex) al jouw accounts in. Maar na je overlijden kunnen deze twee personen samen heel simpel alles regelen. Gratis en zonder al teveel gedoe. Want waarschijnlijk hebben ze op zo’n moment al genoeg aan hun hoofd.

Het enige dat je dan nog moet onthouden, is om na wijziging van je password de nieuwe weer door te geven. Want anders blijven je bekenden toch nog zitten met al die pijnlijke posts, tweets en foto’s. Plus de frustratie dat ze zooo dichtbij waren om dit op te lossen.

Spam – nu vernieuwd!

Vroeger, in die goede oude tijd dat internet nog een klein internetje was, toen was spam tenminste nog onschuldig: van die mailtjes in je mailbox die je gouden bergen, een vrijwel gratis universitaire bul of een eindeloze erectie beloofden. En die ook duidelijk reclame waren, met een valse afzender en in slecht Engels. Nu is helaas alles anders. Daarom de komende tijd een paar posts over de moderne spam.

Vandaag deel 1: Social media spam

De spammers hebben zich behoorlijk ontwikkeld in de strijd om de clicks. Dus word ik in mijn Twittertimeline geregeld lastig gevallen door gehackte accounts die nieuwerwetse rotzooi als acai-afslankkuren aanprijzen.

En dan is het nog maar de vraag of je na klikken op het linkje wel echt acai-curen kunt kopen, of dat de site erachter alleen maar bedoeld is om computers te besmetten met wie weet wat voor ellende.

In Nederland is het nog makkelijk. Dan zie je opeens iemand die altijd zakelijk én in het Nederlands twittert er binnen een paar dagen een aantal rare Engelstalige tweets uitgooien. Duidelijk verhaal.

Voor Engelstaligen is het een stuk lastiger. Meent die kennis van je dat, die hysterische aanbeveling van dat product? Voor je het weet zit je in het “zou ze zwanger zijn?”-dilemma: kun je deze persoon vragen of ‘ie gehackt is, of breek je daarmee zijn hart over een welgemeende enthousiaste tweet die hij had verstuurd? Gevolg: de meeste mensen zullen hun mond houden. Erg slim van die spammers.

En nu zijn wij weer aan zet om slimmer te worden. En dan voornamelijk in het beschermen van onze accounts. Dus zo min mogelijk apps toegang te geven en een sterk wachtwoord kiezen. Eigenlijk is het doodsimpel. En dan is het wachten op de volgende stap in het evolutieproces van de ongewenste reclame.

Lezen wat je wil lezen: de social media hype

Zojuist las ik op de Volkskrant-opiniesite een bijdrage van Geert-Jan Bogaerts over hoe het internet ons socialer maakt. Ik ben normaal al een beetje allergisch voor zie-je-wel-hoe-goed-social-media-zijn-artikelen, maar Bogaerts maakt het wel heel bont.

Zijn stelling: “Het internet maakt ons socialer. Critici, zoals de Koningin, die meenden dat sociale media zou leiden tot verarming van onze onderlinge contacten, hebben ongelijk gekregen.” Want er is Amerikaans onderzoek dat aangeeft dat gebruikers van internet een groter sociaal netwerk hebben dan niet-internetgebruikers. Dat vroeg om lezing van het hele onderzoek. En toen bleek dat de journalist nogal vrij met de resultaten om was gesprongen.

Wat me stoort in het artikel, is dat de schrijver conclusies trekt die het onderzoek niet trekt, en ook niet kan trekken. Want er is alleen correlatie onderzocht, geen oorzaak en gevolg. Desondanks noemt Bogaerts dit onderzoek “bewijs” dat alle mensen die waarschuwen voor eventuele negatieve gevolgen van social media ongelijk hebben. En dat op basis van verkeerde citering van het onderzoek.

Even wat vergelijking tussen het artikel en het onderzoek:

Bogaerts: “Volgens de onderzoekers van Pew houden gebruikers van online sociale netwerken er relatief een meer divers netwerk op na dan mensen die niet online zijn. Ze hebben vrienden van meer sociale klassen en standen, meer religieuze variaties, meer seksuele oriëntaties dan de mensen die hun vrienden vooral in hun eigen fysieke omgeving zoeken.”

Pew: “We measured the diversity of people’s social networks in terms of the variety of people they know from different social positions (this is a broad measure of diversity, not specifically a measure diversity in terms of people’s contacts with those from other racial or ethnic groups, or their political perspectives.)”

“Once we control for demographic factors, most types of technology use are not related to having either a larger or smaller number of overall social ties.”

“(…) we find no relationship between the use SNS and the diversity of people’s overall social networks – use is not associated with a more or less diverse network.” (…) “Education is the best predictor of a diverse social network.”

Bogaerts: “Als je lid bent van een sociaal netwerk, is de kans juist groter dat je er ook een open geest op nahoudt en bereid bent om afwijkende meningen op hun merites te onderzoeken.”

Pew: “There is no evidence that SNS users, including those who use Facebook, are any more likely than others to cocoon themselves in social networks of like-minded and similar people, as some have feared.”

“Facebook, LinkedIn and Twitter users are no more or less able to consider alternative points. However, here is a negative, but significant relationship between the use of SNS services other than MySpace, Facebook, LinkedIn and Twitter and perspective taking. Someone who averages 6 monthly visits to an alternative SNS platform averages about one half point lower on the perspective-taking scale.”

En dan als klap op de vuurpijl de conclusie van Bogaerts: “Van die negatieve effecten blijkt dus helemaal niets. Integendeel, het internet in het algemeen en de sociale netwerken in het bijzonder blijken een bijdrage te leveren aan een opener, transparanter samenleving. We praten meer met elkaar, hebben meer en meer diverse contacten, en staan opener voor andere standpunten.”

Gezien het voorgaande een erg boude bewering.  Na lezing van het onderzoek is mijn conclusie: internet (en dan in het bijzonder sociale netwerken) trekt een specifiek type mens, dat anders is dan de niet-internetgebruiker. En dat zie je in de resultaten van het onderzoek terug.

Kortom: Bogaerts heeft de essentie van het onderzoek niet overgenomen (noch de feitelijke resultaten), maar in plaats daarvan een tendentieus, veel te positief stuk geschreven. Een journalist onwaardig. Maar goed, waarschijnlijk staat het artikel niet voor niets op de opiniepagina.

Edit: ik lees net dat Geert-Jan Bogaerts internetjournaliteit doceert aan de Universiteit Groningen. Oei.

Informatie-incontinentie

Grootmoeders internetwijsheid 4

Naar aanleiding van deze serie kreeg ik een reactie via Twitter over de verschillende doelen van sociale mediasites:

Twitter: ik moet plassen. Facebook: ik heb geplast. Foursquare: hier plas ik. Youtube: bekijk deze plas! LinkedIn: ik kan heel goed plassen.

Deze moet natuurlijk wel wat veralgemeniseerd worden voor het dienst mag doen als grootmoeders wijsheid. En nu twijfel ik wat ik ervan ga maken. Ach, kies zelf maar.

Optie 1: Als je last hebt van informatie-incontinentie, dan kun je op internet overal je plas doen. Maar het is slim om je plas zo af en toe op te houden, want op de meeste informatie zit niemand te wachten (behalve misschien identiteitsdieven).

Optie 2: Als je last hebt van informatie-incontinentie, dan kun je op internet overal je plas doen. Heerlijk toch? Geniet ervan!

Ik ben benieuwd hoe over een paar jaar de vlag erbij hangt. Over een paar jaar iedereen alle persoonlijke informatie online? Of juist veel minder dan nu?